Renoveren van lichtstraten

Men verwacht dat 75% van de gebouwen die we vandaag gebruiken, er in 2050 nog zal staan. Het is dus waarschijnlijk dat de behoefte om lichtstraten van utiliteitsgebouwen te renoveren zal toenemen, zodat deze gebouwen goede prestaties blijven leveren.

Gebouweigenaren en -beheerders zullen ervoor willen zorgen dat hun panden niet alleen functioneel en veilig blijven, maar ook meer comfort bieden voor gebruikers, zeker in het kader van het veranderende klimaat en behoeften en voorschriften die continu wijzigen.

Renovatie varieert van het één op één vervangen van een bestaand product tot een volledige renovatie van het gebouw. Er kan een significant verschil zitten tussen ‘wat er gedaan moet worden’ en ‘wat er gedaan wordt’. Vanaf het eerste begin wordt de praktische uitvoering van de renovatiewerkzaamheden afgezet tegen de kosten en het budget.

Nieuwe producten moeten wellicht worden afgestemd op bestaande openingen, of kunnen worden gespecificeerd als onderdeel van een volledig nieuw dak. Het kan nuttig zijn om tijdens de eerste fases de  mogelijke oplossingen te beoordelen, vooral met modellen die daglichtverdeling en verlichting berekenen, evenals prestaties van het gebouwmateriaal. Verder is de architectonische stijl van het gebouw van belang, bijvoorbeeld het behouden van een bestaande stijl of het creëren van een modern ontwerp. Sommige kenmerken of aspecten zullen wellicht nagemaakt moeten worden voor oudere, monumentale gebouwen.

Als we nadenken over de impact van nieuwe daglichtoplossingen op een gebouw dat wordt gebruikt, moeten we ook rekening houden met  voorschriften en normen. Nationale bouwvoorschriften stellen eisen aan de prestaties van een gebouw en renovatieprojecten kunnen flinke uitdagingen vormen.

Bouwvoorschriften worden meestal voor de korte termijn geschreven, niet voor de lange termijn. In het licht van klimaatverandering bieden nieuwe daglicht- en ventilatieoplossingen een kans om na te denken over de gebouwprestaties en het comfort van de gebruiker, zowel nu als over dertig of vijftig jaar. Om die reden kunnen de klant en het ontwerpteam besluiten om een vrijwillige norm aan te houden. Deze kan zich richten op prestaties of comfort, en/of op het verkleinen van de milieu-impact van het project. Voorbeelden van vrijwillige normen zijn DGNB, BREEAM, LEED en de WELL Building Standard.