Aansluiten of doorstapelen?
Moeten ‘niet-dragende’ langsgevelwanden aan de bovenzijde flexibel worden aangesloten of mogen deze over meerdere verdiepingen worden doorgestapeld? Een vraag die regelmatig voorbij komt bij de afdeling Techniek & Advies van Calduran Kalkzandsteen.
Hieronder vind je een toelichting van de meest voorkomende situaties waarover vaak discussies ontstaan, of waarbij men uit gewoonte iets kiest zonder er goed over na te denken.
Bij rijwoningen met ankerloze spouwmuren verzorgen de penanten in de voor- en achtergevel meestal de stabiliteit, eventueel in combinatie met een extra stabiliteitswand langs het trapgat. In dit geval kun je de aansluiting het beste star uitvoeren. Dit om de stabiliteitskrachten vanuit de bouwmuur en de vloer naar de penanten over te brengen. Daarnaast om de belasting vanuit het binnenspouwblad naar de fundering door te stapelen. De verdiepingsvloer leg je daarom direct op de penant, bij voorkeur zonder vilt of een ander oplegmateriaal.
Is de vloer getoogd? Dan is het belangrijk om goed na te denken over de ruimte die ontstaat tussen onderkant vloer en bovenkant wand. Veel van de toog zal verdwijnen als de vloerbelasting wordt aangebracht. In die gevallen, wanneer de vloer tijdelijk wordt onderstempeld, zal de vloer pas zakken als men de stempels verwijdert of laat “schrikken”. De vloer zal dan weer op de penant rusten en in staat zijn om de windbelasting op de gevel op te nemen. Indien de toog te groot is, dient een eventuele spleet altijd dichtgezet te worden met mortel.
Vergeet niet de oplegnokken aan de langszijde van de begane grondvloer dragend uit te voeren. Dus als de begane grondvloer sterk getoogd is, deze nokken in mortel leggen of direct na het leggen onderkauwen.
Bij rijwoningen met massieve bouwmuren dient men uit te gaan van de detaillering die bij appartementen worden gebruikt.
Bij appartementengebouwen bestaan de woningscheidende wanden meestal uit massieve kalkzandsteenwanden van 300 mm dikte of 250 mm dikke Hoogbouwelementen. Het heeft de voorkeur om de vloeren op de binnenspouwbladen van de langsgevelwanden te laten dragen. Hierdoor kunnen deze wanden de stabiliteit van het gebouw verzorgen.
Volgens de geluidseisen NPR 5075, dienen deze langsgevels in minimaal 214 mm dikte (of 175 mm Hoogbouwkwaliteit) te worden uitgevoerd. Bijkomend voordeel is dat de doorbuiging van vloeren ter plaatse van de gevel niet optreedt. En omdat geveldragers aan de vloerranden worden gemonteerd, ontstaat dan ook minder vervorming in het baksteen buitenblad. Ook hier geldt dat als de toog erg groot is, de ruimte tussen onderzijde vloer en bovenzijde wand dichtgezet moet worden met mortel.
Bij galerijwoningen wordt er vaak voor gekozen om de langsgevelwanden als een niet-dragende wand uit te voeren. Het voordeel is dat deze dan iets lichter kan worden gedimensioneerd, vanwege de windbelasting op de penanten. Meestal in een dikte van minimaal 120 mm.
Deze dunne wanden mogen, vanwege beperking van geluidsoverdracht, niet star aan de zware woningscheidende wanden worden aangesloten of aan de erboven liggende vloer. Houd rondom een 10 mm flexibele voegvulling aan. In de praktijk is dit makkelijk te realiseren door de kim 10 mm lager uit te voeren en het binnenspouwblad 10 mm los te houden van de bouwmuur.
Veranker deze niet-dragende langsgevelwanden aan de bovenzijde aan de vloer met een wand-vloer koppelanker, zodat de optredende windbelasting kan worden opgenomen.
Door de flexibele aansluitingen kunnen deze wanden niet fungeren als stabiliteitswand. Zorg er ook voor dat de schil van de breedplaatvloeren over de gehele wand doorloopt, zodat de vloer niet op de wand wordt afgestort!
Wil je nog meer technische informatie over de detaillering? Bekijk dan deze pagina.