Faseverschuiving is een belangrijke factor in de bouw bij het isoleren van gebouwen. Het heeft namelijk een grote invloed op de binnentemperatuur van een bouwwerk. Stel: het is een mooie zomerdag, buiten schijnt de zon en de buitentemperatuur is ruim 25 graden Celcius. U kunt u voorstellen dat het binnen warmer wordt als de zon met deze buitentemperaturen op uw dak of gevel staat te branden. Daarom isoleren wij onze woningen, we houden de warmte in de winter binnen en in de zomer willen we de warmte juist buiten houden.
Afijn, de zon staat de hele dag op uw gevel en dak te branden en het gebruikte isolatiemateriaal achter of op uw gevel en/of dak warmt op. Het dient eigenlijk als buffer. Na verloop van tijd is het isolatiemateriaal volledig "verzadigd", het is opgewarmd. Vanaf dan geeft het isolatiemateriaal de warmte aan de binnenzijde van uw woning af en stijgt de temperatuur in huis.
Simpel gezegd: hoe meer massa (gewicht en volume) je toevoegt, hoe langer het duurt voordat de warmte afgegeven wordt. Dit fenomeen noemen we faseverschuiving.
Deze warmtedoorslag wil je het liefst zo veel mogelijk beperken en zo lang mogelijk uitstellen. Daarom moet je zo veel mogelijk massa isolatiemateriaal gebruiken. Hiervoor heb je 2 opties. Dit kan simpelweg door meer isolatiemateriaal te gebruiken (dikker isoleren), of door isolatiemateriaal te gebruiken met een hoge volumieke massa.